Skip to main content

De IJstijd

De naam van het dorp Garyp is samengesteld uit de 2 woorden "gea", dat dorp of dorpsgebied betekent en "ryp", dat landschappelijke strook, zandstrook, gebied of contrei betekent.
Toen het ijs aan de einde van de IJstijd verdwenen was, was het hier een grote wildernis van bergen zand, steen en keileem. Koude en warme perioden wisselden elkaar af.
Sneeuwstormen vermengd met stuifzand joegen over dit eenzame gebied. Ook via rivieren werd zand aangevoerd. Zo ontstonden er in Friesland wateren en zandhoogten. Dit proces ging eeuwenlang zo door en de overheersende plantengroei was mos.
Duizenden jaren geleden is zo de "ryp" ontstaan. In de periode dat grote zandbulten als Holterberg, Lemelerberg en de Hondsrug werden gevormd ontstonden ook de zandhoogten in de omgeving van Ureterp, Rinsumageest, Westergeest (geest=zandhoogte), Burgum en Garyp. Ook de plaatsen Suwâld en Sigerswâld bij Garyp waren kale woestenijen van zand.
Friesland lag in die tijd waarschijnlijk wel zo'n 20 meter boven de zeespiegel !! Met het warmer worden van het klimaat kwam het zeewater omhoog.

Na het ontstaan van de 'ryp' begon het hier zo langzamerhand te veranderen. Er kwamen dennen, berken en op grotere zandhoogten eiken. De elzenboom gedijde op de wat nattere stukken. Na verloop van duizenden jaren, zo tot het jaar 5000 v.Chr. was Friesland bedekt met bossen. In de omgeving van Garyp, zoals bij Earnewâld (Eernewoude) en Suwâld (Suawoude) waren bossen. Het is niet meer te achterhalen of dat vlakbij Garyp zelf ook zo was.

totop

Mens en dier

Meer dan 8000 jaar v.Chr. verscheen het rendier en de mens in deze contreien. Bewijs daarvan zijn de duizenden stukjes gebruiksvoorwerpen, gemaakt van been of steen, ook pijlpunten, die gevonden zijn nabij Ureterp, Donkerbroek en ook bij ons eigen Sigerswâld.
De mens was toen zeker een rendierjager, die met de kuddes rendieren meetrok. In de zomer ontdooide het bovenlaagje van de grond, maar 's winters was hier niks te halen. Men trok dan zuidelijker.
Het rendier was toen voor de mens van levensbelang. Het gaf hem vlees en huiden (kleding), terwijl de botten gebruikt werden voor gereedschap voor de jacht en andere dingen.
Werd een rendier gevangen, dan had men voor 3 tot 4 dagen weer eten.
De rendiertijd moet zo'n 5000 jaar geduurd hebben. Andere dieren in die tijd alhier waren: poolvos, wilde zwaan, poolhoender en paard, waarschijnlijk een kleiner soort.

totop
Pijl

Unieke vondst

De heer Oege Jacobi, boer te Sigerswâld, ontdekte bij boven genoemde graafwerkzaamheden in 1993 grondsporen en waarschuwde Klaas R.Henstra van Streekmuseum Tytsjerksteradiel.


Ze vonden o.a. middeleeuwse bolpotscherven en oude putten met mantels van turf.

Inscriptie

Daarbij een bijzondere vondst: een houten kruis boogpijl van 27 cm. lang. De pijl heeft een inscriptie die mogelijk het huismerk van de maker is. Deze pijl is voor Noord-Nederland een unieke vondst !

Dat er veel bos verdween blijkt uit het volgende:
Tussen Staveren en Medemblik heeft eens een groot bos gelegen; het Tjeukemeer, ooit bos, is door veenbranden in een meer veranderd.

Rondom Garyp bij Oostermeer, Bergumermeer en de Leijen zijn gebruiksvoorwerpen en overblijfselen uit de steentijd gevonden. Bij Wartena en Warstiens resten van terpen en wierden en bij laatstgenoemde zelfs een nederzetting uit de tijd rond de jaartelling.
Jammergenoeg is er vlakbij Garyp zelf nooit iets belangrijks opgegraven.

 

 

Ontstaan van het veen

Toen de zeespiegel en daarmee het grondwater begon te stijgen raakten de lagere gelegen gebieden onder water, ook het Lege Midden. Zo ontstonden er in grote delen van Friesland moerasachtige gebieden bedekt met meters veen. Het viswater verveende, wortels van bomen verstikten. De bossen in deze gebieden werden zo gevloerd en werden bedekt met een laag veen. Waarschijnlijk werkten overstromingen en stormen hieraan mee.
Het zeewater kwam echter alsmaar hoger, er ontstonden slinken tussen de eilanden. Het begin van de Lauwers, de Hunze en de Middelzee. Het Waddengebied met de eilanden werd zo gevormd.
Men leerde de kracht van de zee kennen, de zee waar niks tegen bestand was. Zeedijken waren er toen nog niet. Diezelfde zee zou enkele eeuwen voor onze jaartelling geheel Friesland overspoelen. Dit was de Grote Vloed die het veen wegspoelde en naar onze omgeving dreef en de omgevallen bossen bedekte.
De mens woonde nu in een open gebied en bij open water. Hij bleef langer op een vaste plek, op zandhoogten, als visser en als jager.
Later, aan het begin van de jaartelling woonde hij op kleine terpen en wierden.
In deze periode kwamen hier allerhande dieren voor: honden, doggen, katten, de oeros, herten en reeën, zwijnen en varkens. Zelfs de wolf kan hier in Garyp geleefd hebben. Ook waren er vele vogels en watervogels als ganzen en eenden.

Veen

In het veen blijft veel bewaard. Ook boomstammen van duizenden jaren oud. In 1993 zijn er zo bij Sigerswâld (Siegerswoude) tijdens graafwerkzaamheden ten behoeve van gashoofdleidingen op enkele meters diepte nog veel restanten van heel lange boomstammen gevonden. Ook in de buurt van de Hervormde Kerk van Garyp liggen er bomen onder het veen op het zand.

totop

De 'ryp' tot ca.1600

 

krt300j.gifEen zandhoogte die boven het veen uitsteekt kan men een 'zandeiland' noemen. Hoe dat zandeiland Garyp er vanaf het begin van de jaartelling tot ca.1600 uitzag?
Hiernaast staat een situatieschets uit het Friesch Dagblad van 13 maart 1954 (Sneinspetiele). Garyp en omgeving staat erop getekend zoals het er 300 jaar (inmiddels dus meer dan 350 jaar) geleden ongeveer uitzag. Men kan de hoogste gelegen gebieden herkennen aan de (voet)paden en aan de bebouwing. Daar lagen de hoogste zandkoppen.

Veel herkent men er tegenwoordig niet meer van terug. De grootste hoogten zijn alle afgegraven, men gebruikte het mooie witte zand o.a. als strooizand in de stal en op het boerenerf.

Een herkenbare hoogte is nog wel steeds die waar de (woon)boerderij met de toepasselijke naam "Heechhiem' staat aan de Westerein. Tezamen met het gebied van de Ljippenstâl vormde dit een wier (wier = een kleine terp). Zo heeft Garyp drie van deze wieren gekend. De naam van een huis aan het Tsjerkepaed herinnert daar nog aan: "Op trije herne wier".

 

 
totop

Zandafgraving

In de jaren dertig is het gebied tussen de Geref.Kerk en de Ielke Boonstraloane (waar nu de sportvelden zijn) afgegraven. Dit gebeurde in het kader van de Werkverschaffing. Met kipkarren getrokken door een paard werd het zand naar skûtsjes (vrachtschepen) gebracht die in de Skipfeart lagen.

Haven

De Schipvaart, waarschijnlijk al gegraven omstreeks 1300, was tot de eeuwwisseling de belangrijkste verbinding van ons dorp met de buitenwereld en Leeuwarden. Op het einde van de Schipvaart moest men door een schutsluis en kwam dan op de Wijde Ee. Het schip dat links op de foto nog juist is te zien, ligt in het zwaaigat. Rechts wordt een schip vol zand gestort. Het motorschip aan de kade is van Johan Weima. Op de voorgrond links ziet u Bartle Feenstra en Teade Hoekstra.

Garyp was dus een zandeiland. Dat betekent dat er naast die hoogten ook lagere delen waren. Die lage gebieden bestonden uit water, venen en moeras.
Tussen Garyp en Sigerswâld was dat al net zo, reden waarom zij zich als twee afzonderlijke dorpen ontwikkelden. Door toedoen van de nonnen van het klooster is hier omstreeks 1500 een dijk opgeworpen met ernaast een aparte weg, want er mocht niet op de dijk zelf gelopen worden. Daarom is het er ook zo breed, nog steeds !! De huizen ter plekke staan eigenlijk voor het grootste gedeelte op de dijk, net zoals bij de zeedijken.


Zandwinning

Inmiddels al jarenlang wordt er zand gewonnen uit de Panhuyspoel bij Sigerswâld. Dit zand wordt overwegend gebruikt voor de wegenbouw o.a. de Wâldwei tussen Drachten en Leeuwarden.

zwerfkei

Een aandenken uit de IJstijd in de vorm van een grote zwerfkei ligt bij het viaduct 'De Wâldpoarte'.

Veen

Garyp ligt op de zandgrond en in het zand vergaat na verloop van tijd alles. In het veen daarentegen blijft veel bewaard. Ook boomstammen van duizenden jaren oud. In 1993 zijn er zo bij Sigerswâld (Siegerswoude) tijdens graafwerkzaamheden ten behoeve van gashoofdleidingen op enkele meters diepte nog veel restanten van heel lange boomstammen gevonden. Ook in de buurt van de Hervormde Kerk van Garyp liggen er bomen onder het veen op het zand.


totop

Eendekooien

eendekooi

Eens waren de hoogste gedeelten bij Garyp te nat, er wilde niks groeien en men zocht dus de wat nattere gebieden eromheen op. Men was veel afhankelijker van de natuur in de directe omgeving.
De betekenis van eendekooien/vogelkooien is toen groot geweest. Er werd veel vis en gevogelte gegeten. Rond 1500 lag er een aantal eendekooien nabij Feanhúzen ( bij de Ielke Boonstraloane). Ook daar was het, de naam geeft het een beetje aan, een gebied van venen, poelen, bos en heide.
Ook lagen er dergelijke kooien ten noordoosten ( richting Burgum) en ten noordwesten (richting Suawoude) van Garyp.
Tussen 1600 en 1700 waren er nog verscheidene eendekooien (met bewoning) in de buurt van de zogenaamde Kooipleats in Sigerswâld. De bewoning bestond meestal uit een soort houten bouwsels met riet als dakbedekking.
Men viste bijvoorbeeld met een 'tichtset' (= schutnet, afzetting), soms met lage begroeiing en een zandbank. Zo'n afzetting werd ook wel 'tynje' genoemd.
Na 1800 verdween deze ring van bewoning om het zandeiland Garyp, waarschijnlijk omdat het gewoon te nat werd.

totop

Garyp, dorp in de 'wâlden'?

 

Garyp

Qua waterhuishouding hoorde Garyp vroeger eerder bij het gebied 'De Lege Midden' dan bij 'De Wâlden'.

Garyp was voor een groot deel alleen maar een uitloper van 'De Lege Midden' , economisch niet belangrijk want de grond was arm, hoog en droog.

De edelen en rijke boeren woonden immers op het kleigebied waar de grond veel vruchtbaarder was. Vanwege het turfmaken hebben hier toch wel mensen van stand gewoond. Toen dat gedaan was, bleven ze misschien voor het gerief en wellicht uit strategisch oogpunt.
De westkant van het dorp was waarschijnlijk vrij kaal, aan de oostkant waren in de middeleeuwen lanen met boomwallen. Easterein, Greate en Lytse Buorren werden beplant met bomen. Het begin van het woudengebied-uiterlijk van Garyp was er.

Als dan in 1916 de Eernewoudster polder ontstaat wordt Garyp afgesneden van 'De Lege Midden' en wordt Garyp pas echt een 'wâlddoarp' (woudengebied-dorp) met een prachtige beschutte omgeving.

 

totop

Rangen en standen

Vanouds waren er in ons dorp drie standen. Zo waren er de adellijke families die op de veertien stinzen zouden hebben gewoond. Aan dat aantal van '14 echte stinzen' wordt getwijfeld, vermoedelijk zijn dit voor het grootste deel boerenhoeven geweest, bewoond door de zogenaamde oeradel, grootgrondbezitters, uit wie later de zogenaamde heerschappen Friese adel ontstonden.

edelvrouwe

Deze hadden alleen belang bij vervening en grootgrondbezit. Na de vervening hebben ze vermoedelijk in Garijp gewoond op zogenaamde buitenverblijven. Toen omstreeks de zestiende eeuw de macht van de roomse kerk op de achtergrond raakte, ging de macht over naar de heerschappen die in ons dorp woonden. Een tweede stand naast de heerschappen waren de huismannen, vrije boeren met stemrecht.

Mede door de corrupte praktijken van de Friese adel - onder andere misbruik van stemrecht en uitbuiting van de boeren door veel te zware belastingdruk - was de verstandhouding tussen beide groeperingen zeer gespannen. Mede hierdoor was het liberalisme, vanuit Frankrijk naar ons dorp overgewaaid, vrij groot. Er ontstond hier een vrijkorps van patriotten, onlusten deden zich voor en mede uit angst voor de komst van de Fransen, verkocht de adel zijn bezittingen aan de vrije boeren, huismannen, uit ons dorp en anderen, wat een versplintering van het grondbezit ten gevolge had.

opbouw maatschappij

De boeren trokken na 1800 alle macht aan zich. Door vererving ontstonden meer boerenhoeven en vermeerderden de kavels land met boomwallen op het zandeiland. Daarnaast woonden in ons dorp nog de armen, die tot 1900 rechteloos en bezitloos waren. Twee of drie gezinnen in één armelijke woning kwam ook in ons dorp voor. Er ontstond een groot aantal kleine zelfstandigen, kooplui in groot- en kleinvee, losse werklieden en diverse handelaren met hondekarren, met of zonder hond.

Maar ook deze categorie leed door de liberale en asociale toestanden veel armoede. Toch zijn er mede hierdoor veel dorpstypen in ons dorp ontstaan, waardoor het dorpsleven destijds veel kleurrijker was dan nu. In ons deels rechtzinnige dorp was de invloed van staatsman Kuyper zeer groot. Er ontstond een christelijke school, het grootste deel van ons dorp ging over naar de dolerende kerk en het liberalisme en de vrijzinnigheid werden naar de achtergrond gedrongen.

De openbare school werd omstreeks 1932 opgeheven. Er heerste in die tijd een onverdraagzaamheid tussen de gereformeerden en hervormden in ons dorp.

 

totop